Voor Nix


Zachtheid Huub Oosterhuis

Wek mijn zachtheid weer
Geef mij terug de ogen van een kind
Dat ik zie wat is
En mij toevertrouw
En het licht niet haat.

Terug naar boven

Dit zijn mijn gevoelens Toon Tellegen

Dit zijn mijn gevoelens,
ik heb ze zelf bedacht,
ze zijn gulzig,
ze zijn lawaaiig en onrustig
maar ze zijn niet oprecht –

ik koester ze,
maar ze kronkelen en wrikken,
ze zijn vluchtig en glibberig,
hoe maak ik ze oprecht –

ze trappen en bijten,
ze worden groot en krijgen nagels,
ze sollen met me,
slingeren me heen en weer,
ze zijn hevig, smartelijk en overweldigend,
maar niet oprecht –

ik kijk in een spiegel,
ik zie er zeer gevoelig uit,
maar niet oprecht –

ten einde raad laat ik ze gaan,
ze schieten weg,
ze glinsteren en gonzen –
nooit waren gevoelens zo mooi
en zo oprecht –

ik loop over straat, ik sta voor mijn raam,
ik ben de beminnelijke zelve.

Terug naar boven

De gedachte Boeddha

De gedachte manifesteert zich als woord
Het woord manifesteert zich als daad.
De daad manifesteert zich als gewoonte
En de gewoonte verhardt als karakter.
Dus bekijk de gedachte met zorg
En laat haar ontstaan uit genegenheid
Die voortkomt uit betrokkenheid met alle wezens.

Terug naar boven

De kruik die stuk was

Een waterdrager moest elke dag voor zijn meester naar de rivier om water te halen. Aan weerszijden van zijn lichaam hing een kruik aan een houten juk. De ene kruik was zo goed als nieuw, puntgaaf en zonder lek, de andere kruik was oud en gebarsten en hij verloor permanent water. Bij thuiskomst bleek de helft van deze kruik soms al leeg te zijn en dat deed de oude kruik veel verdriet.

Op een dag kon hij het niet meer voor zich houden en zei tegen de waterdrager: ‘Meester ik schaam me zo’. ‘Maar waarom dan toch’, vroeg de waterdrager. ‘Omdat ik niet in de schaduw van uw andere kruik kan staan. Hij levert dagelijks de volle inhoud water af, terwijl ik onderweg steeds water verlies.’ ‘O, maar dat wist ik immers al lang’, antwoordde de waterdrager. En toch heb ik je al die tijd graag willen gebruiken. ‘Zijn die mooie bloemen langs de weg je niet opgevallen? Ze groeien alleen maar aan jouw kant. Enige tijd geleden heb ik daar zaad uitgestrooid en jij hebt ze elke dag begoten. Nu kan ik steeds een prachtig boeket plukken voor mijn heer.’

Een tijdje kwam er geen antwoord van de gebarsten kruik, zo had hij het nog nooit bekeken. Hij heeft die bloemen wel zien groeien, maar dat zijn meester hem bewust in dienst heeft gehouden en dat hij hem ondanks alle gebreken toch kon gebruiken, dat was nog nooit bij hem opgekomen.

Terug naar boven

Verschil in perspectief

Zeven leerlingen maakten met hun meester ergens in het Verre Oosten een ochtendwandeling. In het prille zonlicht schitteren de dauwdruppels. Bij een grote dauwdruppel liet de meester halt houden. Hij schaarde de leerlingen zo rondom de druppel dat de zon erop bleef schijnen en vroeg hun toen welke kleur de druppel had.

Rood zei de eerste, oranje zei de tweede, geel zei de derde, groen zei de vierde, blauw zei de vijfde, paars zei de zesde en de zevende zei violet. Ze stonden verbaasd over deze verschillen, en aangezien ze er allen zeker van waren dat ze het goed zagen, kregen ze bijna ruzie.

Toen liet de meester hen van plaats wisselen. En heel langzaam drong het tot hen door dat zij ondanks de verschillen van hun waarneming, toch allen de waarheid hadden gesproken.

Terug naar boven

Proberen

Een goeroe raadde zijn studenten aan om drie keer per dag te mediteren. De meeste van zijn volgelingen keken hem wat bezwaard aan. Hun commentaar was bijna gelijkluidend: ‘Ik zal het proberen.’ De goeroe knikte ernstig en terwijl hij terug liep naar zijn zitplaats, viel het boek dat hij onder zijn arm had op de grond. Verstoord draaide hij zich om, bukte voorover, reikte naar het boek, maar greep er tien centimeter naast. Keer op keer greep hij vergeefs naar het boek. Zijn studenten keken hem verbijsterd aan. ‘Probeer jij het ook eens’, daagde de goeroe een van hen uit. De student liep naar het boek, boog voorover, pakte het boek en reikte het zijn goeroe aan. Die sloeg boos het boek uit de handen van de student en zei: ‘Ik vroeg je niet het boek op te pakken, ik vroeg je alleen maar het te proberen!’

Terug naar boven

Autobiografie in vijf korte hoofdstukjes Portia Nelson

I
Ik loop langs een straat.
Er is een diepe kuil in het trottoir.
Ik val erin.
Ik ben verloren…ik ben hulpeloos.
Het is niet mij schuld.
Het duurt een eeuwigheid om eruit te komen.

II
Ik loop langs dezelfde straat.
Er is een diepe kuil in het trottoir.
Ik doe alsof ik het niet zie.
Ik val er weer in.
Ik kan niet geloven dat ik op dezelfde plaats ben.
Maar het is niet mijn schuld.
Het duurt nog steeds lang om eruit te komen.

III
Ik loop langs dezelfde straat.
Er is een diepe kuil in het trottoir.
Ik zie dat die er is.
Maar ik val er toch in…het is een gewoonte
Mijn ogen zijn open.
Ik weet waar ik ben.
Het is mijn schuld.
Ik klim er direct uit.

IV
Ik loop langs dezelfde straat.
Er is een diepe kuil in het trottoir.
Ik loop er omheen.

V
Ik loop langs een andere straat.

Terug naar boven

Devies Antanus Mockus

Als je me wilt slaan,
duw me dan liever.
Als je me wilt duwen,
scheld me dan liever uit.
Als je me uit wilt schelden,
schreeuw dan liever tegen me.
Als je tegen me wilt schreeuwen,
praat dan liever tegen me.’

Terug naar boven

De weg van Zen

Een oude Zenmeester en zijn leerling waren aan het wandelen in een uitgestrekt bos. De leerling vroeg zijn meester: ‘Meester, wat is de weg van Zen?’ De meester antwoordde: ‘Hoor je de vogels? Zie je de zon? Zie, ik verberg niets voor jou!’

Terug naar boven

Twee monniken en een vrouw

Twee monniken die op reis waren kwamen bij een rivier aan, waar ze een vrouw ontmoetten. Omdat de vrouw bang was voor de stroming in de rivier vroeg ze de monniken haar naar de overkant te dragen. Een van de monniken aarzelde, maar de ander zette haar op zijn schouders, stak het water over en zette haar neer op de oever aan de overkant van de rivier. De vrouw bedankte hen en vertrok.

Terwijl de monniken hun reis vervolgden, was de ene monnik in zichzelf gekeerd en aan het broeden. Niet meer in staat om het zwijgen te bewaren zei hij wat hem dwars zat. ‘Broeder, onze spirituele training leert ons elk contact met vrouwen te mijden, maar jij pakte haar op je schouders en droeg haar!’
‘Broeder’, antwoordde de andere monnik, ‘Ik heb haar neergezet aan de overkant, terwijl jij haar nog steeds bij je draagt.’

Terug naar boven